Om 6:30 uur is Daniega al aanwezig. Zij is de vrouw van Felipe, die gisteren mijn (zware) fiets, natuurlijk zonder bagage, drie verdiepingen hoog zonder lift heeft gedragen. Vanmorgen zal ze de fiets voor mij naar beneden dragen, zegt ze, want Felipe moest op tijd naar zijn werk. Ik benadruk dat naar beneden dragen een stuk gemakkelijker is, en ik zal wel het voortouw nemen, terwijl zij oplet of de achterkant van de fiets nergens tegenaan komt. Daniega en Felipe zijn twee Colombianen die acht jaar geleden naar Spanje zijn gekomen en hier een nieuw leven zijn begonnen, onder andere met het beheer van een klein hotelletje, Elyseum, een Romeins paradijs – en dat is het ook. Ze vertelt me dat alles in de keuken klaarstaat voor het ontbijt en om een lunchpakket te maken: kaas, ham, brood, jam, koffie, thee, melk... zelfs sportvoeding voor de spieren, maar dat laatste sla ik af. Ik moet nogmaals benadrukken: zo’n gastvrijheid, vriendelijkheid en hulpvaardigheid heb ik zelden meegemaakt. Samen brengen we de fiets probleemloos naar beneden, en ik vertrek met haar aanmoedigingen, haar brede glimlach en stralende blik. Ze zijn goed bezig met hun nieuwe leven. Het valt me op dat mensen die, zoals deze twee jonge Colombianen en Elias, de Algerijn die me in San Sebastian hielp, kansen hebben gekregen in een ander land, graag iets terugdoen. Dat is echt geweldig.
Het wijzigende landschap: het Belgisch SOLVAY bedrijf in Torrelavega (vlakbij Santillanna del Mar) en één van de vele aanduidingen die aangeven dat ik op de weg naar Compostela ben
Het landschap is net als gisteren: veel groen en enkele weilanden, ook akkerland, maar geen rotsen. De hellingen zijn relatief steil, maar de afdalingen maken alle inspanningen goed, zowel voor het uitzicht als voor de rust tijdens het fietsen. Toch ook bedrijven zoals een chemisch bedrijf van Solvay in Torrelavega. Na tweeënhalf uur bereik ik via de N-634/N-611 het oude dorp Santillana del Mar. Ik ben hier al enkele keren geweest, maar dit middeleeuwse dorp met zijn collegiale kerk – de colegiata de Santa Juliana , een kerk waar een gemeenschap van priesters woont en werkt – blijft me telkens weer fascineren.
Oorspronkelijk was het een Benedictijnse abdij. Het is duidelijk dat dit dorp al sinds de middeleeuwen welvarend is, eerst door hard werken op het land van het volk en de monniken en nu dankzij het toerisme. Voor het eerst kan ik de kerk en de kloostergang bezoeken, en ik ben er als eerste bij; de grote groep toeristen komt gelukkig later als ik de kerk en de kloostergang verlaat. Voor twee euro, de prijs van een toegangskaartje, krijg je veel kunst te zien en te bewonderen.
Santillana del mar (l) één van de straatjes; , de Romaanse santa Juliana abdijkerk: het koor en de vieringtoren (m) en de zuidkant (r) met de toegang tot de mooie kerk
De collegiale kerk is gewijd aan Santa Juliana, met haar graf midden in de kerk, aan de rand van het koor. Ze wordt afgebeeld met een duivel die ze onder haar voeten heeft vastgebonden. Ze werd gefolterd en vermoord door een machthebber, die haar aan paarden bond die haar door de straten sleepten. Daarom zie je ook paarden bij haar afbeelding. De kerk is van binnen en van buiten puur Romaans, voornamelijk 11e en 12e eeuw. Aan de buitenkant is er een mooie loggia die binnen voor wat koelte zorgt, en een mooie vierkante vieringtoren. De hoofdingang bevindt zich aan de zuidkant, met een verhoogd terras, ook wel het paradijs genoemd, waar het Franse woord 'parvis' vandaan komt. Buiten is de kerk bescheiden versierd, maar binnen zijn er prachtige kapitelen en reliëfs, waaronder een schitterend doopvont achterin de kerk, waarop Daniël in de leeuwenkuil wordt gered; zo wordt de mens door het doopsel van het kwaad gered.
Santillana del Mar: opi voor de kerk (l) en de kloostergang (r) en een mooie kapiteel (m)
Ernaast bevindt zich een echte Mater Dolorosa en een bijna levensechte dode Christus in een glazen kist. De Spanjaarden houden van dergelijke realistische weergaven. Vooraan in het koor staat een prachtig 16e-eeuws retabel, gedeeltelijk geschilderd en gedeeltelijk bestaande uit houtsnijwerk. Natuurlijk wordt het verhaal van Santa Juliana verteld, maar ook dat van Jezus en Maria. Het is typisch Hispano-Vlaams, want Vlaanderen had in de middeleeuwen echte grootmeesters op de hele Camino, ook in Burgos en León, niet ver van hier. Na de kerk bezoek ik nog de mooie kloostergang, met veel kapitelen versierd met bloemen en planten, die verwijzen naar de pracht van het paradijs, maar ook weer naar Bijbelse verhalen en, denk ik, naar Sint Juliana.
Santillana del Mar: interieur van de kerk (l), het graf van Santa Juliana (m) en de oude doopvont (r)
Na een goed uur stap ik weer op de fiets en rij ik naar San Vicente de la Barquera. Door niet op te letten mis ik aan afslag naar Comillas waar ik met klein ommetje de Capricio van Gaudi , een bouwkundige gril van deze grote architect mis: spijtig... misschien een andere keer!
Onderweg wil ik mijn telefoon opladen en zoek ik mijn powerbank, maar ik kan hem niet vinden. Misschien is hij gestolen of ergens achtergebleven; ik weet het niet meer. In de vroege namiddag arriveer ik in San Vicente de la Barquera, een badplaats aan de rand van de Atlantische Oceaan, volop in de zon, met een prachtig strand en dus veel mensen. In de middeleeuwen was het een favoriete stopplaats voor pelgrims, bekend om zijn gastvrijheid en de goede zorg die werd verleend in het hospitaal naast de kerk.
San Vicente de la Barquera: zicht op de baai (l); het kasteel en de kerk (m) en de jachthaven (r)
Boven op de heuvel ligt een mooi en indrukwekkend middeleeuws kasteel en wat verder de kerk Santa María de los Ángeles. Bij hoogtij wordt de hele heuvel, waarop het kasteel en de kerk zich bevinden, door de zee omspoeld. Vroeger stond er een verdedigingsmuur omheen, waarvan nu nog een deel over is. Ik stop bij een kleine taverne om mijn telefoon op te laden en bestel een witte wijn. "1 euro," zegt de man vriendelijk. Ik geef hem een munt van twee euro, en hij schenkt mijn groot glas helemaal vol voor die twee euro. Het is een heerlijke lokale wijn, droog maar toch een beetje zoet, en superfris. Ik bel met Magda, met mijn broer Alain en schoonzus Annie, en dan met Geert en Fabienne, twee voormalige buren. Fabienne vertelt me dat Geert, die in februari een trombose kreeg, nu bezig is met revalideren en dat zijn stappen al flink verbeterd is. Ik ben superblij om dat te horen.
San Vicente de la Barquera: de santa maria de Los angeles (l) ; mijn pension (m) en mijn was (r)
Daarna eet ik in het park en fiets ik naar mijn pension, Galimar, dat Magda voor mij heeft gereserveerd, aan de Calle Alto de Santiago, dichter bij de Camino del Norte kan bijna niet. Het pension ligt boven op de heuvel met prachtig uitzicht op de baai en de zee-inham. Het is er kraaknet en de kamers zijn sober maar ruim. De eigenaar is niet zo vriendelijk, maar de dame die me verder helpt, gelukkig wel. Er zijn eigenlijk twee Galimars: een Hotel Azul Galimar, waar de mooie auto’s voorrijden, en het pension Galimar, waar fietsers, wandelaars en pelgrims naar binnen gaan via een ingang iets verderop. Zodra ik op mijn kamer ben, doe ik een grote was in mijn kleine badkuip en hang alles meteen buiten in de zon : ook dit hoort bij pelgrimeren, om de twee of drie dagen de was doen en hopen dat het droogt.
San Vicente de la Barquera: de oude stadsmuur (l), de toegang tot de kerk Santa Maria de los Angeles (m) en de mooie engel op een stenen steunbalk (l)
Ik trek meteen de stad weer in en loop langs een korte weg naar de kerk Santa María de los Ángeles om die te bezoeken. In een klein straatje kom ik als bij wonder een IT-winkeltje tegen; de man heeft een goede powerbank, slechts 20 euro voor 20.000 mAh – wat dat ook precies betekent, maar het is genoeg om mijn telefoon meerdere keren per dag op te laden. Via een oude toegangsdeur in een stuk stadsmuur bereik ik de kerk, die behoorlijk groot is met drie ruime gotische schepen (13e-14e eeuw) en voorin drie mooie 17e-eeuwse barokke retabels. Het middelste retabel is gewijd aan de opname van Maria in de hemel door engelen. Vandaar de naam van de kerk. Op een soort steunbalk in een van de arcades staat nog een grote engel, waar Rientje zeker veel aandacht voor heeft. Daar zal hij in de hemel vast over vertellen. Verder is het een eerder sobere gotiek, maar die maakt wel indruk. Aan de westkant van de kerk is ook nog een deel van de middeleeuwse muur van de oude burcht bewaard gebleven. Ik wandel door de kleine straatjes van het oude stadsdeel rond het kasteel en doe onderweg wat boodschappen. De restaurants zijn nog leeg, want de Spanjaarden komen pas om 21 uur en later weer naar buiten, tot heel laat. Ik eet op mijn kamer iets kleins, zodat ik vroeg naar bed kan. Morgen fiets ik richting Ribadesella en kom ik langs het stadje van de "Indianos", Colombres, maar daarover morgen meer.
San Vicente de la Barquera: het oude middeleeuwse kasteel
Comentarios