In het halfduister verliet ik mijn pension, met alle lichten aan. In het vissersdorpje, Ribadesella (op 5 km) dat ook een toeristische trekpleister is, stopte ik even bij de grote kerk waar Rientje geslapen had. Zoals de afgelopen jaren, mag hij van aartsengel Gabriël met me mee, maar 's avonds moet hij op de hoogste kerktoren slapen. Hier is dat de 19e-eeuwse kerk met twee torens aan de westkant en een groot Christusbeeld ertussen. Ik vermoed dat hij bovenop het grote beeld heeft geslapen, want ik zag daar iets bewegen toen ik voorbijreed, gevolgd door gefladder. Misschien waren het meeuwen, maar ik weet dat Rientje altijd bij me is.
Ribadesella: de baai, de kerk en het cafeetje
Ik stopte bij het enige café dat al open was, een visserscafé, voor een grote café con leche te drinken en ik vroeg ook een stempel voor mijn credential. Gisterenavond was de kerk al dicht en deze morgen ben ik te vroeg en is ze nog niet open. Daarna fietste ik nog even rond de haven en nam de richting Gijón over de N-632. Normaal is dat zo'n 70 km. Links van mij werden de ruige Picos de Europa wakker, met bergtoppen tot 2.648 meter die bijna tot aan de kust reiken. Gelukkig is er genoeg ruimte voor de oude nationale weg, de N-632, waarlangs ze eerst een spoorweg en later een snelweg hebben aangelegd, want alles moet snel gaan. Deze drie infrastructuren liggen dicht bij elkaar, want er is weinig ruimte in het dal tussen de bergen en de zee. Vannacht heeft het gedonderd en geregend, waardoor mijn fiets vanochtend nat was, maar nu is het grijs en zal ik de mooie Picos de Europa helaas niet in de zon zien. Het landschap om me heen is weer agrarisch, met koeien, weilanden en wat akkers. Ik passeer verschillende kleine dorpjes en zie steeds meer oude, vierkante houten schuren op vier stenen poten, met een platte steen erbovenop om knaagdieren buiten te houden. Eén van deze schuren is zelfs omgebouwd tot een toeristeninformatiepunt.
Ribadesella en de Picos de Europa in de regen en de mist. Een van de mooie kerkjes onderweg en twee oude schuren.
Onderweg zie ik ook twee mooie kerkjes met galerijen aan de zijkanten van het schip, mogelijk om mensen te laten napraten na de mis of om er processies te houden. De kerk van Sint Esteban is zo’n mooie kerk. Te midden van deze prachtige natuur en cultuur bereik ik rustig, zonder veel verkeer, het dorpje Colunga. Daar verschijnen plotseling veel pelgrims, die daar overnacht hebben en hun tocht vervolgen. De weg die ik volg ligt op of vlakbij de Camino del Norte. Het stadje heeft een bijzondere uitstraling van vervallen pracht uit de 19e eeuw, met oude huizen die soms mooi gerestaureerd zijn ensoms niet. Hier zijn duizenden pelgrims voorbijgekomen, nu vooral sportievelingen, denk ik. Ook in het verleden hadden pelgrims verschillende redenen om op pad te gaan, variërend van religieuze motieven tot gerechtelijke straffen.
Colunga: gerestaureerde gebouwen (l), pelgrims (m) en de kerk (r)
Ik haal een fietser in en groet hem vriendelijk met een "Buen Camino". Wat verder neem ik wat foto’s van het landschap en hij haalt me weer in. Als ik hem terugzie, staat hij twee kalveren van de weg te jagen, terug hun weiland in. Hij heet Emiel, is 66 jaar en vrijgezel. Hij deserteerde uit het Spaanse leger en vluchtte naar Frankrijk, waar hij zijn hele leven als metselaar in Arles heeft gewerkt. Als gepensioneerde is hij opnieuw naar Vitoria-Gasteiz in Baskenland verhuisd, waar men zijn verleden vergeten is. Nu fietst hij vaak 80 km per dag om fit te blijven. We nemen afscheid in Villaviciosa, waar ik de kleine weg neem naar de pre-romaanse en gotische site van Valdedios. Hij vindt die weg te moeilijk. Emiel belooft me een koffie als we elkaar later terugzien, maar dat gebeurt helaas niet. Gelukkig heb ik toch een foto van hem en van ons samen.
Villaviciosa. opi en de spaanse Emiel
Ik was vergeten dat Valdedios 10 km van de N-632 ligt, dus moet ik in totaal 20 extra kilometers fietsen, maar dat vind ik niet erg ook al is het 10 km stijgen en terug dalen tot daar. Het is echt een unieke plek in een klein dal, vlakbij een rivier. De oude pre-romaanse kerk werd in de 9e eeuw gebouwd door Alfonso III de Grote, koning van Asturië. Hij besloot zich daar terug te trekken nadat zijn kinderen zijn macht hadden overgenomen… dat gebeurt in de beste families! Later, rond 1200, werd ernaast een cisterciënzerklooster gebouwd in laat-romaanse of vroeggotische stijl. De gebouwen van deze orde stralen altijd eenvoud en soberheid uit. Geen pracht en praal, en niet te veel pedagogische afbeeldingen voor het volk, want ze wilden op zichzelf leven en van hun eigen werk leven: landbouw, viskweek, kaas en later bier.
De San Salvador kerk van Valdedios: de zuidkant (l), de westkant (m) en de oostkant (r)
De pre-romaanse kerk uit de 9e eeuw is een echt groot schrijn, gewijd aan Christus de Redder, ofwel San Salvador. Er zijn duidelijke Moorse invloeden met hoefijzerbogen en maaswerkramen. De kerk straalt eenvoud en charme uit, met een bijzondere lichtinval, weinig beelden, eenvoudige bladkapitelen en resten van fresco’s in aardetinten. Ik wacht tot ik alleen ben, en dat duurt niet lang, want er is voorlopig weinig volk. Dan sta ik rustig stil in een hoekje om te genieten en de kerk op me te laten inwerken: je ziet kleine details, je voelt de rustige sfeer en je komt tot rust.
Valdedios: het romaanse gedeelte
Daarna bezoek ik de laat-romaanse of vroeg-gotische kerk van de abdij. De cisterciënzers waren er snel bij om de gotische kunst te omarmen. De kerk is gewijd aan Santa Maria la Real, want zij aanbaden Maria als een Koningin (en doen dat nog steeds). Ze sluiten de dag altijd af met het lied "Salve Regina, Mater misericordiae…" Als dat goed gezongen wordt, gaat het door merg en been. Als Ieperling durf ik dat te vergelijken met de Last Post die onder de Menenpoort wordt geblazen en ook oproept tot vrede. Tot slot bezoek ik de kloostergang met drie verdiepingen: gotisch, renaissance en classicistisch en naar de rie bouwperiodes verwijzen. In de binnenplaats van de kloostergang zijn de buxushagen gesnoeid in de vorm van een chiroteken met alfa en omega. Terwijl een wachter niet oplet, klim ik op een muur voor een betere foto. In de kerk zijn later natuurlijk veel barokke altaren toegevoegd, vooral in de 17e eeuw en stukken van her en der, maar de kerk blijft rust uitstralen en is sfeervol. Na anderhalf uur, dus met veel vertraging, verlaat ik deze wonderlijke plek en neem nog een foto van de duiventil, want de monniken aten graag duif.
Valdedios: het vroeggotische gedeelte en de kloostergang met drie verdiepingen uit drie bouwperiodes
Ik fiets terug naar beneden, 10 km naar Villaviciosa, om de weg naar Gijón te nemen, die meer stijgt dan daalt, ondanks dat ik maar 35 km moet afleggen. Ik merk dat ik nog maar 10 km batterij over heb en moet dringend opladen. Ik vraag een vrouw en later een boer of ik wat elektriciteit kan krijgen, maar beiden weigeren resoluut. De boer zegt dat het vanaf hier alleen maar daalt, hoewel het blijft stijgen. Dus ik trap verder. Ik groet een man voor een huis en hij wenst me een "Buen Camino" met een brede glimlach. Ik keer terug en vraag hem of ik wat kan bijladen. "Natuurlijk," zegt Alberto, en een minuut later is hij terug met een verlengsnoer. Ik vraag of ik voor zijn deur mag lunchen tijdens het opladen en hij stelt voor dat ik de tafel in zijn tuin gebruik. Hij biedt me wijn, bier, koffie of cider aan, een specialiteit van de streek. Ik neem een foto van hem en zeg dat hij op mijn blog zal verschijnen. Hij vraagt om informatie over het Rinus Pini-fonds en de website. Vijf minuten later is hij terug; zijn vrouw heeft alles over het fonds gelezen. Hij dringt erop aan dat ik iets drink en ik neem graag een koffie na de lunch.
Valdedios: toegansdeur to de kerk en de andere tot de kloostergang; Alberto die mijn fiets wel wil opladen; Gijón in de verte vooaleer ik naar des tad afdaal
Alberto had vroeger een bedrijf dat rubberonderdelen voor machines maakte, maar nu is hij gepensioneerd. Hij heeft maar één zoon, die nog geen vrouw of kinderen heeft. Hij zegt dat hij er deugd aan beleeft om me te helpen, en ik dank hem voor zijn gastvrijheid. We nemen afscheid en pinken een traan weg. Wat kunnen mensen toch fijn, gevoelig en liefdevol zijn, terwijl je de norse mensen er maar bij moet nemen. Eén ding weet ik zeker na 25 dagen op pad te zijn: gastvrijheid, vriendelijkheid en bereidheid om vreemden te helpen bestaan nog steeds.
Rond 16 uur arriveer ik bij een klein appartement in een buitenwijk van Gijón. Vijf kamers, twee toiletten en twee douches om te delen, maar het is netjes. Ik moet mijn fiets zelf naar de eerste verdieping tillen, en hij mag bij mij slapen—wat een fijn gezelschap. Ik wandel wat rond in de buurt, doe wat inkopen, eet zoals gewoonlijk alleen, en schrijf mijn blog. Morgen mag ik uitslapen, want ik heb maar 30 km te fietsen tot in Avilès dat il eerst ga bezoeken en dan 10 km fietsen naar de luchthaven van Avilès waar Bruno landt rond 14 u 30. Ik kijk er echt naar uit.. Samen fietsen we dan nog een 40 km tot ons einddoel voor die dag in Santa Marina....Zoals altijd ga ik vroeg slapen.
Comments